Van oorsprong was de Roemeen George Enescu (1881 – 1955) vioolvirtuoos en leraar van enkele (later) bekende violisten zoals Yehudi Menuhin. Enescu groeide op op het landgoed van zijn ouders in Liveni. Al op vroege leeftijd bleek hij een buitengewoon talent voor muziek te bezitten. Zijn ouders besloten hem naar het conservatorium van Wenen te sturen om zich te bekwamen in harmonieleer en het bespelen van de piano en de viool. Hij leerde daar de beroemde componist Brahms kennen. Hij sloot zich direct aan bij de conservatieven, componisten die de Romantiek een warm hart toedroegen en eigenlijk als opvolgers van de grote Beethoven golden. Wereldroem verkreeg Enescu in 1901 met zijn Roemeense rapsodieën opus 11, muziek die de typisch Roemeense school vertegenwoordigde.

Melodie was een eerste vereiste, van ingewikkelde ritmes en atonale klanken moest hij niets hebben. Componisten als Wagner, Liszt en Berlioz, de intellectuelen der nieuwe muziek, daar had hij weinig mee. Na zijn Weense avontuur vertrok hij op zijn veertigste naar Parijs om daar compositie te gaan studeren bij Massenet en Fauré. In Parijs bouwde hij een intensieve vioolpraktijk op. Jaarlijks wordt in Boekarest het in 1958 opgerichtte Internationale Enescu muziekfestival gehouden, waaraan toporkesten en topmusici uit de gehele wereld aan meedoen.

Als je één van Enescu’s Roemeense rapsodieën, (met name de 1e Rapsodie), voor het eerst hoort, krijg je niet direct het idee van een componist die in het tijdvak van de modernen leefde. De Roemeense rapsodieën staan bol van romantiek en folklore, gelijk de Hongaarse dansen van Johannes Brahms, of de Slavische dansen van Antonin Dvořak, maar dan uiteraard met andere melodieën.

Track 01 George Enescu: Roemeense Rhapsodie No. 1

Als Johannes Brahms (1833 – 1897) twintig jaar is verlaat hij zijn ouderlijk huis in Hamburg. Brahms heeft kennisgemaakt met de Hongaarse violist Ede Reményi (1828 – 1898), die als politiek vluchteling zijn heil zoekt in het vrije Westen. De Hongaar ziet in de jonge en energieke Brahms een uitstekend begeleider. Wandelend vertrekt het muzikale duo door het Duitse landschap een nieuwe toekomst tegemoet. Brahms die niet veel meer gewend is dan de sloppenwijken van Hamburg is onder de indruk van het mooie Duitsland. Hij is verwonderd en verbaasd over de machtige Rijn en de imposante bergen. Samen met zijn metgezel Reményi geeft Brahms concerten in de dorpen en stadjes die ze tijdens hun reis aandoen. Van de violist leert Brahms de Hongaarse volksmuziek kennen. Wellicht heeft de omgang met Reményi ertoe bij gedragen dat Brahms later zijn twintig beroemde Hongaarse dansen gaat schrijven. Het betreft hier 21 dansen voor vierhandig piano. Later zou hij transcripties maken voor piano tweehandig, tevens orkestreerde hij de dansen voor symfonieorkest. De meest geliefde Hongaarse dans is nummer 5.

Door zijn Hongaarse dansen is Brahms bij het grote publiek geliefd geworden. Het zijn dansen vol zonneschijn en levensvreugde. Uitgezonderd de nummers 11, 14 en 16, zijn het bestaande Hongaarse melodieën waar Brahms arrangementen van maakte. Overigens is het niet verwonderlijk dat de componist zich aangetrokken voelde tot de lichte dansmuziek want later zou hij een fan worden van de muziek van zijn tijdgenoot de walsen-koning Johann Strauss jr (1825 – 1899).

Track 02 Johannes Brahms - Hungarian Dance No 1 - Allegro Molto (Fischer Iván, Budapesti Fesztiválzenekar)

Track 03 Johannes Brahms - Hungarian Dance No 2 - Allegro non assai - Vivace (Fischer Iván, Budapesti Fesztiválzenekar)

Track 04 Johannes Brahms - Hungarian Dance No 3 - Allegretto (Fischer Iván, Budapesti Fesztiválzenekar)

Zijn leven lang omringde de Duitse componist Johannes Brahms (1833-1897) zich met vrouwelijk schoon. In het begin van zijn loopbaan, toen hij nog als barpianist in het havenkwartier van Hamburg werkte, had hij aan vrouwen geen gebrek. Later, toen Brahms in betere kringen verkeerde, werd de pianiste Clara Schumann zijn grootste vriendin. Het was echter niet Clara waar Brahms zijn oog op had laten vallen, maar haar dochter Julia waar hij verliefd op werd en waar hij – overigens tevergeefs – een bruidslied voor schreef, de Altrapsodie (1869).

Dagboeken liegen meestal niet. Vandaar dat veel bekend is over de herkomst van de Altrapsodie. In haar dagboek schrijft Clara Schumann, de weduwe van componist Robert Schumann, dat Johannses Brahms stapel is op haar dochter Julia. Wanneer Brahms verneemt dat Julia gaat trouwen, is hij geheel van slag. Kort voor de bruiloft laat Brahms aan Clara zijn bruidslied horen. ‘Een prachtig stuk voor alt, mannenkoor en orkest’, noteert Clara in haar dagboek.

De tekst van Altrapsodie is van Wolfgang von Goethe uit zijn Härzreise, waarin een eenzaam mens geschilderd wordt. Brahms maakt er een meeslepend werk van, met een ragfijne klank. Elke massaliteit ontbreekt. Trompetten, trombones en pauken zijn weggelaten en net als in het Deutsches requiem spelen strijkers op sommige momenten gedempt. Brahms moet zich tijdens het componeren van dit werk wel erg terneergeslagen gevoeld hebben. Aan het einde van het klaaglied laat Brahms het mannenkoor de droefheid plaatsmaken voor hoop en troost.

Track 05 Brahms; Alto Rhapsody, Op 53 - Marjana Lipovsek, Ernst Senff Chor, Berliner Philharmoniker olv Claudio Abbado

Franz Liszt arrangeerde eveneens Hongaarse volksmuziek (muziek van de zigeuners). Liszt, die overigens geen hoge pet op had van collega Brahms, trok geruime tijd met een groep zigeuners op en schreef daarna zijn Hongaarse Rapsodieën. De Tsjech Antonin Dvořák componeerde zijn evenzo populaire Slavische dansen.

Antonin Dvořak (1841-1904) was Tsjech in hart en nieren. Toen hij eens als gevierd componist zijn geboortedorp bezocht, trakteerde de muziekkapel de maestro met arrangementen uit zijn laatste successen. ‘Stop, stop!’, zou Dvořak uitgeroepen hebben, ‘speel alsjeblieft gewone Tsjechische deuntjes. Ik ben hier voor mijn rust!’.

Dvořak schreef twee bundels Slavische dansen. In 1878 voltooide hij de eerste serie, de nrs. 1-8 opus 46. De tweede serie, met de nrs. 9-16 opus 72, verscheen tien jaar later. De eerste versies van beide bundels zijn oorspronkelijk geschreven voor piano (vierhandig).

De Slavische dansen, gecomponeerd tussen 1878 en 1888, staan bol van oude Tsjechische dans- en volksmuziek. De ontdekker van Dvořak, de grote componist Johannes Brahms, zelf componist (arrangeur) van de Hongaarse dansen, zou erop aangedrongen hebben om de bundels uit te geven. In ieder geval bracht de eerste bundel voorzichtige roem voor de slagerszoon. Later bewerkte Dvořak de dansen op een schitterende wijze voor symfonieorkest.

Eerst de Slavische Dans No. 1 door de New York Philharmoniker onder leiding van Leonard Bernstein, daarna door het Praags Piano Duo de Slavische dans No. 8.

Track 06 Dvorák - Slavonic Dances, Op 46, No 1 in C major - New York Philharmonic olv Leonard Bernstein

Track 07 Dvorak - Slavonic Dance Op 46 No 8 Furiant (with sheet music) (Prague Piano Duo)

De vader van Franz Liszt (1811-1886) was beheerder van schapenkudden in een Hongaars dorp. Hij was een goed amateur musicus en gaf zijn zoon op jeugdige leeftijd pianoles. Het eerste concert (1819) van de kleine Franz was een sensatie en het begin van een carrière als pianovirtuoos.

Later leefde Franz Liszt als kosmopoliet. Frankrijk, Oostenrijk, Duitsland en Rusland waren de landen waar hij zich ophield. Hij vierde er triomfen als de grootste pianist aller tijden. Als hij zo nu en dan zijn vaderland met een bezoek vereerde, was het feest in Hongarije. Men ontving de halfgod als een verloren zoon en overal hing de Hongaarse vlag uit. En dat terwijl Franz nauwelijks Hongaars sprak…

Van origine zijn de Hongaarse rapsodieën van Liszt zigeunermelodieën. Het zijn oude dansen van in Hongarije wonende en rondtrekkende zigeuners. In 1846 trok Liszt geruime tijd op met een groep zigeuners. In hetzelfde jaar begon hij aan zijn Hongaarse rapsodieën, maar een betere titel zou Zigeuner rapsodieën geweest zijn. Ook Johannes Brahms (1833 – 1897) componeerde (arrangeerde) een twintigtal Hongaarse dansen.

Van de negentien rapsodieën werd nummer twee een absolute hit. De Hongaarse rapsodieën zijn van oorsprong voor piano. Later maakte Liszt er orkestversies van. De componist en wonderpianist stak zijn liefde voor de zigeunermuziek niet onder stoelen of banken. Bovendien koesterde hij grote bewondering voor wonderviolist Nicolo Paganini (1782-1840). Als jonge knaap woonde hij in het geheim concerten bij van deze duivelskunstenaar, want zijn ouders hadden hem dit verboden.

Track 08 Franz Liszt; Hungarian Rhapsody No 2 (Mariss Jansons & Bavarian Radio Symphony Orchestra)

Translate this for me

    Other
    • 92 bpm
    • Key: Am
    Full Link
    Short Link (X/Twitter)
    Download Video Preview for sharing